Lintjes
Joop Hekkelman.

Lintjes

Let op: de onderstaande tekst is een column, geen (nieuws)artikel.

Eind april, rond Koningsdag, worden overal in Nederland lintjes uitgereikt. De gelukkigen beschikken veelal over een prima netwerk. Daarbinnen nam iemand initiatief en verzamelde de benodigde handtekeningen. 

Waarom worden er eigenlijk lintjes uitgereikt? Ik vraag het me dikwijls af. Het is niet zo dat ik twijfel aan de verdiensten van iemand. Mij gaat het om de willekeur die een rol speelt. Heb je vrienden die jouw een onderscheiding gunnen of heb je die juist niet. Houd je je bezig met een onderwerp dat ‘goed in de markt ligt’, of doe je ‘buiten het zicht van de camera’s‘, in stilte, belangrijk werk voor volk en vaderland. 

Het verkrijgen van een lintje lijkt, zo bezien, van toevalligheden af te hangen. Ik heb geen reden te twijfelen aan de oprechte toekenning aan hen die worden onderscheiden. De methode is een beetje sneu voor al die mensen wier inspanning niet wordt gezien en dus geen waardering oogsten. 

Langdurige bekleding van een bestuurspost is nogal eens aanleiding om iemand koninklijk te onderscheiden. Daar hoeft niets mis mee te zijn, maar 40 jaar op dezelfde plek zitten kan op zichzelf geen onderscheiding waard zijn. Het gaat er naar mijn mening om dat iemand zich letterlijk onderscheid van zijn omgeving. Visie etaleren, verbindend zijn en sociale omgang zijn enkele van de componenten waar het om hoort te draaien. Plucheklevers zouden anders wel erg gemakkelijk eremetaal verwerven. 

De mooiste onderscheidingen zijn die, welke het publiek een artiest of auteur schenkt. Of die waarbij collega’s op de werkvloer met warme woorden hun waardering uitspreken. Een buurt die een mantelzorger in het zonnetje zet. Persoonlijke woorden gebaseerd op jouw prestatie en jouw betekenis voor een ander en voor de datgene waar jij voor staat. Een goudgerande medaille kan daar niet veel aan toevoegen.

Voor Tweedekamer- en gemeenteraadsleden geldt dat zij bij vertrek automatisch het aanbod van ‘het lintje’ krijgen. Drie jaar geleden las ik een bericht over twee Overijsselse raadsleden. Beiden hadden een jarenlange raadscarrière achter de rug. De beloning met het Koninklijke goud dat eraan verbonden was lieten zij aan zich voorbijgaan. Zij weigerden het kleinood. “Het is de plicht van ieder mens om het talent dat hij heeft gekregen een periode lang in te zetten voor de samenleving. Daar hoort geen lintje bij”, was hun betoog. 

Sterke persoonlijkheden die, op het ‘moment suprême‘, de verleiding van een gestreeld ego weerstonden. Als blinkend goud vanzelfsprekend wordt voegt het niets toe aan de waarde van de waardering. Dat hadden zij goed gezien!

Reageren? Mail de redactie via [email protected].
Op deze publicatie rust copyright.